Nadat de Tweede Kamer dit wetvoorstel al op 28 januari van dit jaar had aangenomen, heeft op 10 november nu ook de Eerste Kamer met de Wet Bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr) ingestemd. Kort samengevat komt het erop neer dat met deze wet geregeld wordt dat een aantal bepalingen inzake bestuur en toezicht voor verenigingen, stichtingen, coöperaties, en onderlinge waarborgmaatschappijen gelijkgetrokken wordt met de regels die al gelden voor de BV en de NV.
wet bestuur en toezicht rechtspersonen

Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen aangenomen

2 december 2020 - Ellis samsom

Nadat de Tweede Kamer dit wetvoorstel al op 28 januari van dit jaar had aangenomen, heeft op 10 november nu ook de Eerste Kamer met de Wet Bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr) ingestemd. Kort samengevat komt het erop neer dat met deze wet geregeld wordt dat een aantal bepalingen inzake bestuur en toezicht voor verenigingen, stichtingen, coöperaties, en onderlinge waarborgmaatschappijen gelijkgetrokken wordt met de regels die al gelden voor de BV en de NV. De wet precies zal  op 1 juli 2021 in werking treden.

De belangrijkste wijzigingen zijn:

Toezicht

Het instellen van een toezichthoudend orgaan (Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen) wordt in deze wet voor alle rechtspersonen geregeld. Tot nu toe was dit alleen het geval voor de BV en de NV.

One-tier board

Daarnaast wordt het voor alle rechtspersonen mogelijk om te kiezen voor een zogenaamd monistisch bestuur of one-tier board. Een one tier board is een bestuursvorm waarin zowel uitvoerende als niet-uitvoerende bestuurders zitten. De niet-uitvoerend bestuurders vervullen hierbij de toezichthoudende rol.

Taakvervulling

Er wordt een bepaling toegevoegd waarin staat dat bestuurders en commissarissen zich moeten richten bij de vervulling van hun taak naar het belang van de rechtspersoon.

Tegenstrijdig belang

Voor alle rechtspersonen wordt een tegenstijdig belangregeling opgenomen, op grond waarvan een bestuurder of commissaris/toezichthouder met een tegenstijdig belang niet mag deelnemen  aan beraadslaging en besluitvorming over het betreffende onderwerp.

Aansprakelijkheid

Er is een bepaling opgenomen op grond waarvan bestuurders én commissarissen van alle soorten stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen zowel in als buiten faillissement aansprakelijk gesteld kunnen worden voor onbehoorlijke taakvervulling. Ten opzichte van de huidige situatie betekent dit vooral een extra risico voor bestuurders en commissarissen van niet-commerciële stichtingen en verenigingen in faillissementssituaties. De wetgever heeft dit risico iets verzacht doordat in geval van faillissement het wettelijke bewijsvermoeden voor hen niet geldt. Dat wettelijke bewijsvermoeden houdt in dat vermoed wordt dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is, wanneer niet voldaan is de boekhoudplicht en/of de plicht om een jaarrekening te deponeren bij het handelsregister. Het bewijsvermoeden geldt wel voor commerciële stichtingen en verenigingen, voor de coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappijen en ook voor semipublieke instellingen. Dit zijn stichtingen en verenigingen die vennootschapsbelastingplichtig zijn, een jaarrekening moeten opstellen of een financiële verantwoording moeten opstellen die gelijkwaardig is aan een jaarrekening.

Belet en ontstentenis (tijdelijke of definitieve afwezigheid)

In de statuten moet een regeling opgenomen worden hoe de rechtspersoon bestuurd wordt wanneer geen van de bestuurders wegens belet of ontstentenis daartoe in staat is. Hetzelfde geldt voor het toezicht op het bestuur bij belet of ontstentenis van alle commissarissen.

Meervoudig stemrecht

De mogelijkheid dat een bestuurder of commissaris van een stichting, vereniging, coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders respectievelijk commissarissen tezamen, wordt aan banden gelegd. Voortaan kunnen de statuten slechts bepalen dat een bepaalde bestuurder meer dan één stem kan uitbrengen, maar niet meer dan de andere bestuurders samen. Deze regeling gold al voor de BV en de NV.

Is het nodig om de statuten direct te wijzigen?

Het overgangsrecht bepaalt als algemene regel dat de nieuwe regels meteen bij inwerkingtreding van de wet gaan gelden. Zodra de wet in werking treedt zullen alle verenigingen en stichtingen de nieuwe regels moeten gaan toepassen. Omdat in de bestaande statuten regelingen kunnen voorkomen die afwijken van de nieuwe wet, worden enkele bijzondere regels opgenomen.

Als de huidige statuten een regeling bevatten op grond waarvan een bestuurder of commissaris meer stemmen kan uitbrengen dan alle andere bestuurders, respectievelijk commissarissen tezamen (wat dus meer is dan onder de nieuwe wet is toegestaan) dan blijft deze regeling nog maximaal 5 jaar geldig. De regeling vervalt automatisch na 5 jaar of , als dat eerder is, zodra de statuten worden aangepast. Bij de eerstvolgende statutenwijziging moet de statutaire regeling in overeenstemming met de nieuwe wet gebracht worden.

Daarnaast moeten verenigingen en stichtingen bij de eerstvolgende statutenwijziging in hun statuten een regeling opnemen voor het geval van belet en ontstentenis van bestuurders respectievelijk commissarissen.

Bestaande statutaire regelingen waardoor bij tegenstrijdig belang de vereniging of stichting wordt vertegenwoordigd door niet-bestuurders verliezen bij inwerkingtreding van de wet hun werking. Op deze bepalingen kan dan geen beroep meer worden gedaan.

De nieuwe wet is een goede reden om de bestaande statuten en reglementen (weer) eens tegen het licht te houden en aan te passen aan de nieuwe wettelijke voorschriften. Ook kunnen veranderde inzichten en opgedane ervaringen binnen de organisatie reden zijn om tot herziening en actualisering van de statuten over te gaan.

Wij helpen je daar graag bij.

2 december 2020 - bijgewerkt 22 december, Ellis Samsom